Het Tractionvirus had ik al te pakken omdat mijn vader, tussen de DKW's door, een Traction had gehad en die sprong er uit door zijn schitterende vorm, zijn donkere motorgeluid en zijn huiselijkheid. Die speciale geur van het interieur, ik zal die altijd blijven herkennen. Ik wil ook eens ook zo'n Traction. Maar ik was nog aankomend bromfietsnozem (je weet wel, Puch en hoog stuur) en ik wilde de Traction graag zien, want hij was mooi. Alleen… ik had er geen geld voor, dus begon ik met de TA in het klein. Later trouwde ik een vrouw die er niet mee accoord ging dat er zoveel privé-geld werd gestoken in zoiets "nutteloos" als een auto-voor-de-lol en zo werd ik dus modelautomaker en verzamelaar.

Image

Het begon met de Dinky-Toy die ik al had (de 11 BL koffer met foute, want gebogen, voorbumper) maar bij Ome Toon in Den Haag had ik tussen de geraniums Tractionnetjes gezien met een wiel achterop en klepjes in de motorkap. Voor mijn verjaardag kreeg ik er één, ik blij. Intussen kwam ik regelmatig bij Ome Toon, want ik wilde intussen meer weten van die prachtige auto, en zo kwam ik er achter dat de Normale niet het enige type Traction was. Ome Toon kreeg een Engelse Cabriolet in reparatie en zo'n ding had ik nog nooit gezien. Het Norev-Tractionnetje (want dat was het merk van die autootjes die bij hem tussen de geraniums stonden) bleek van plastic te zijn, dus met een scherp mes kon je daar stukken vanaf snijden, en dat deed ik dus ook. Achterin een stukje hout, de kieren opvullen met kneedbaar hout en voilà, daar was mijn model van die Engelse Cabriolet. Tja, toen was de beer los natuurlijk, want toen kwam ik er achter dat er nog veel meer uitvoeringen van de Traction waren en dat de Traction ook nog eens door de jaren heen was gemodificeerd.

 

Image
echt alles is zeer gedetailleerd, zelfs de kaart in het handschoenenvak!

 

Ik stelde mij ten doel van elk type Traction een model te hebben, dat was geen eenvoudige doelstelling, want er waren maar drie modellen van de Traction: de Dinky-Toy wiel en -koffer en die plastic Norev. (Norev had ook een foeilelijke 15 familiale koffer en JRD een minstens zo foeilelijke Normale-koffer, maar die modellen zag je in de speelgoedwinkels niet en wist ik dus ook niet van hun bestaan) De doorbraak kwam met de relatief dure Dubray Familiale van 1938 en de 15 Berline 1938 van Solido. Beide modellen waren goed van vorm en door het uitwisselen van de neuzen was ik in één keer een 15 familiale en een 11 Normale rijker. Maar hoe kom ik nu aan de rest?

Image

Ik kwam op het spoor toen ik Latex ontdekte: een melkachtige vloeistof die uiteindelijk een soort rubber wordt. Van de Dubray-familiale maakte ik toen een kopie; dat duurde maanden, want elk laagje latex moet dagen lang drogen. Toen die mal eindelijk klaar was, smeerde ik die in met autoplamuur en toen dat hard was, had ik een te verbouwen model. (Te klein weleenswaar, want die Latex kromp verschrikkelijk) Die verbouwde ik tot 22 CV Familiale en maakte van die verbouwing weer een Latex mal (die op zich ook weer verschikkelijk kromp dus de modellen die uit die mal kwamen waren 1/3 kleiner dan het model waar ik oorspronkelijk mee begon.) Toch waren dat de eerste modellen die ik kon verkopen zodat ik mijn hobby ervan kon betalen.

Image

Toeval, creativiteit en doorzettingsvermogen zorgden voor een ontwikkeling die uiteindelijk resulteerde in de vervaardiging van modellen die bij kenners respect en bewondering afdwingt. Momenteel giet ik ze van hars in mallen van siliconenrubber en gebruik ik spijkers, electriciteits- en lasdraad, schroeven, aluminiumstaaf en dat soort materialen om ze te maken. De collectie is nu nagenoeg compleet, alleen zijn er modellen bij die ik lang geleden heb gemaakt en die zijn niet zo mooi als die van de laatste jaren en die ga ik dus vervangen. Zo blijf je knutselen

Paul Flentrop

Image
Paul Flentrop presenteerde zijn miniaturen tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst